beeldvice

December 2016

Voor de originele blog post, op Vice.nl Montherboard klik hier

Tekst: JAN VAN TIENEN

Het waren kleine dingen, maar ze maakten me woedend. De manier waarop hij in zijn thee roerde. De manier waarop hij boter op zijn ontbijtkoek smeerde. De manier waarop hij zijn stuk ontbijtkoek schuin boven de suikerpot hield om met een lepel suiker op het schuine vlak te strooien, waarna het terug in de pot viel. De manier waarop hij de weg nooit kon vinden als we in de auto zaten. Als er vriendjes waren vroeg ik: “Zie je nou hoe irritant dat is?”, maar ze snapten het nooit echt. Terwijl als ik bij hen thuis kwam, ik op mijn beurt weer niks snapte van hún woede tegenover hún ouders. Waarom maakte ik me als kind zo boos om het gedrag van mijn pa? En waarom hebben meer kinderen dat met hun ouders? Om daar achter te komen zocht ik contact met psychologen, want die hebben boeken gelezen over de ontwikkeling van kinderen, en de kans is groot dat ze hier iets over weten, dacht ik zo.

Kinder- en jeugdpsycholoog Anoek Drieman heeft haar Praktijk Kind en Ouder op de Keizersgracht in Amsterdam. Ze helpt zowel kinderen als ouders met zaken als eenvoudige angsten tot aan pubers met negatieve zelfbeelden. Drieman moet lachen als ik haar vertel over het roeren in de thee en de woede die dat bij me veroorzaakte. “Ik herken het natuurlijk heel goed. En het is een bekend voorbeeld: van die kinderen die dan zeggen ‘mam, kun je me misschien niet bij het schoolplein, maar op de hoek van de straat ophalen?’” Wat er achter zit is volgens haar een gezonde ontwikkeling van het kind. “Vanaf een jaar of tien, twaalf kom je als kind in de puberteit, een overgangsfase. Daarin zijn kinderen nog steeds kind, maar ze beginnen zichzelf ook groot te vinden. Het is een tijd waarin je veel moet leren, maar ook zelfstandig moet zijn. Dan ontstaat schaamte voor je ouders.” Die schaamte ontstaat volgens Drieman uit frictie. “Tot een jaar of twaalf ontleen je je identiteit aan je ouders, maar vanaf die leeftijd beginnen kinderen steeds meer hun identiteit aan leeftijdsgenoten te ontlenen. En dan wil je je niet meer aan hen spiegelen, maar aan je vriendjes.”

Maar waarom gebeurt dat allemaal? Susan Branje is hoogleraar pedagogiek aan de Universiteit Utrecht en specialiseert zich in conflicten tussen ouders en adolescenten. Ze bevestigt dat kinderen zich tegen de puberteit gaan ergeren aan hun ouders als middel om hun eigen identiteit vorm te geven. Branje: “Kinderen proberen dingen uit in kleding, muziek, en gedrag. Je afzetten tegen ouders en zelf dingen willen bepalen helpt bij het vormen van een eigen identiteit. Maar het kan ook voor conflicten zorgen met ouders. Tot die tijd bepalen je ouders je hele wereld en zelfs je ideeën. Kinderen zeggen vaak dat ze hetzelfde willen worden als hun ouders. Daarom is de noodzaak zich daar zo stevig tegen af te zeggen soms aanwezig. Maar tegen anderen zetten ze zich niet zo snel af, omdat ze die relaties ook makkelijker kunnen verstoren. Terwijl ze van hun ouders weten dat die min of meer onvoorwaardelijk van ze houden.”

Een zieke grap van de evolutie is het dan, welbeschouwd, dat de mensen van wie we het meest houden ons het meeste pijn doen, omdat we toch wel van ze houden.

Dat beaamt Branje. “We weten dat ouders dit de moeilijkste periode in de opvoeding vinden. Maar eigenlijk wordt er nog te weinig onderzoek gedaan naar hoe dit hen beïnvloedt. Terwijl we de jongeren uitgebreid bestuderen. We kijken vooral naar hoe zij door het gedrag van ouders worden beïnvloed, en niet andersom.”

Er is trouwens ook een evolutionair psychologische verklaring voor dit gedrag, legt Branje uit. “Mensen denken dat het te maken heeft met de voortplanting. Door conflict met de ouders te zoeken, werden de jongen eerder gestimuleerd om de wijde wereld in te trekken. Op die manier zouden ze zich dan voortplanten met mensen buiten hun directe kringen, waardoor de kans op inteelt werd verkleind. Meer conflicten en een minder nauwe band met de ouders worden binnen die hypothese beschouwd als hulpmiddelen om een voortplantingspartner te vinden.”

Ik besef dat ik nu net als mijn vader aan de yoghurt ruik voor ik hem eet, ik besef dat ik ook vrij hard in mijn thee roer. Is daar een evolutionair-psychologische verklaring voor, zo’n Stef Bos-moment? Dat weet Branje niet zeker. “Het zou een indicatie van de ‘herstelde band’ kunnen zijn die ervoor zorgt dat grootouders weer betrokken kunnen worden bij de opvoeding van de kleinkinderen.” Wat ze wel met enige zekerheid weet is dat conflicten het beste worden voorkomen als binnen gezinnen zowel de positieve als de negatieve emoties vrijelijk kunnen worden besproken.

Hoe het ook zij, misschien kun je deze kerst eens dit doen: pak je ouders vast, zeg sorry voor de keren dat je een afstandelijk onmens was en zeg dat je ze van ze houdt.